-
1 nibbling at
knagen aan -
2 gnaw
v. knagen, knabbelen[ no:] 〈voltooid deelwoord ook gnawn [no:n]〉♦voorbeelden:1 gnaw (away) at • knagen aan, wegknagensorrow gnawed at him • leed kwelde hemII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:gnaw off • afknagen -
3 nibble
n. knabbelen; afbijten; (in computers) een halve byte, een eenheid van 4 bits--------v. knabbelen; knagennibble1[ nibl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 gegadigde ⇒ geïnteresseerde, kandidaat————————nibble21 knabbelen ⇒ knagen, peuzelen♦voorbeelden:1 nibble away/off • weg/afknabbelen, weg/afknagenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beknabbelen ⇒ knabbelen/knagen aan -
4 crunch
n. knarsend geluid, geknerp, geknars--------v. (doen) knerpen, knauwen (op)crunch1[ kruntsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 knerpend/knarsend geluid ⇒ geknerp, geknars♦voorbeelden:————————crunch2〈 werkwoord〉2 knauwen (op) ⇒ (luidruchtig) kluiven, knagen (aan)♦voorbeelden:2 the dog was crunching on a bone • de hond lag op/aan een bot te knauwen -
5 eat away at
eat away at -
6 eat
v. eten; vernielen; knauwen♦voorbeelden:eat out of someone's hand • uit iemands hand etenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:she (just) ate up all that praise • zij zwolg in al de bewonderingeaten up with curiosity • verteerd door nieuwsgierigheid¶ what's eating you? • wat zit je zo dwars? -
7 gnaw (away) at
gnaw (away) atknagen aan, wegknagen -
8 niggle
v. beuzelen; tutten; muggenziften; vitten; doorzeuren[ nigl]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vitten/kankeren op -
9 gripe
n. klacht, bezwaar, geklaag (slang); buikpijn--------v. jammeren, klagen; grijpen; pakkengripe1[ grajp]II 〈 meervoud〉————————gripe21 knagen ⇒ krimpen, aan kramp lijden♦voorbeelden:2 gripe about something/at someone • over iets/tegen iemand mopperenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kramp/koliek veroorzaken bij♦voorbeelden: -
10 munch (away at) an apple
-
11 munch
n. Munch (Eduard, Noorse kunstenaar en schilder,aanvanger van het expressionisme)[ muntsj]♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Frucht — 1. An den früchten merckt man, wie dess Baums gewartet ist. – Henisch, 1269; Petri, II, 15. 2. An der Frucht erkennt man den Baum. – Matth. 12, 33; Schulze, 210; Kirchhofer, 305; Winckler. XIX, 46; Henisch, 1269. Die Bergamasken sagen: An den… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon